Dijkversterking Markermeerdijk

De uitspraak van de voorzieningenrechter in de beroepsprocedure, die de IJsselmeervereniging met de bewoners(groepen) en de Stichting Zuyderzeedijk voert, is zowel hoopgevend als teleurstellend. HHNK mag onder voorwaarden toch met de werkzaamheden beginnen.

Dijkversterking Markermeerdijk: geen onomkeerbare ingrepen in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure

8 maart 2019
Soemini Kasanmoentalib

Het verzoek van de Stichting Zuyderzeedijk en de IJsselmeervereniging om schorsing van het projectplan Versterking Markermeerdijken is door de voorzieningenrechter van de Afdeling Bestuursrecht van de Raad van State op 1 maart 2019 afgewezen. En wel onder de strikt geformuleerde voorwaarde dat geen onomkeerbare ingrepen zullen worden uitgevoerd voordat de beroepsprocedure is afgerond.

Voor dit besluit van de voorzieningenrechter waren vooral de toezeggingen van het hoogheemraadschap HHNK en de provincie Noord Holland tijdens de zitting van belang. Zij beloofden dat de dijk ongemoeid zal blijven, met uitzondering van een strook steenbekleding, dat de werkzaamheden overwegend buitendijks zullen plaatsvinden en geen onomkeerbaar gevolgen zullen hebben tot de uitspraak in de bodemprocedure. De daar aanwezige Noordse steen wordt bewaard en, als dat nodig blijkt, teruggeplaatst.” (Uitspraak, p.6) Dit laatste – tot onze tevredenheid – in tegenstelling tot eerdere uitspraken van HHNK dat de Noordse steen slechts op drie kleine locaties zouden terugkomen

De Alliantie Markermeerdijken mag nu direct buitendijks beginnen met voorbereidende werkzaamheden. Het gaat bijvoorbeeld om het graven van vaargeulen en de aanleg van loswallen. De voorzieningenrechter baseerde zich daarbij op de passende beoordeling waaruit zou blijken dat die werkzaamheden geen gevolgen hebben voor de instandshoudingsdoelstellingen voor de Natura 2000-gebieden. Wij hebben hier vraagtekens bij gezet. In het onderzoeksrapport van Deltares over de “pluimeffecten” van de dijkversterking staat immers dat het niet uit te sluiten is dat door deze werkzaamheden significant negatieve effecten zullen optreden, die onomkeerbaar zijn. (Projectplan, Bijlage 8.7 versie 2, juli 2017). Dit geldt eveneens voor het opspuiten van de oeverdijk bij Scharwoude, waarmee volgens de uitvoeringsplannen per 1 september 2019 een begin gemaakt zal worden.

Ook met het aanbrengen van ophoogslagen bij enkele dijksegmenten mag nu worden begonnen. Daarvoor moeten aan de buitenzijde van de dijk de stenen bekleding tot 0,5 meter boven de waterspiegel en andere zaken die een belemmering vormen voor de verticale drainage worden weggehaald. Het is de vraag of dat allemaal zonder schade terug te draaien is. Hierbij is de definitie van de bestaande dijk van belang. Kennelijk gaat het alleen om het dijklichaam in heel strikte zin, maar dat is niet expliciet gemaakt in de uitspraak.

Het gaat bij de methode van ophoogslagen om het laag na laag aanbrengen van zandpakketten, al of niet met verticale drainage, op de meest zetting gevoelige gedeelten van de dijk. In feite wordt een nieuwe dijk in het Markermeer aangelegd, zo begrijpen wij. Dat brengt risico’s met zich mee vanwege de slappe ondergrond, waarvoor zowel door ons als door de deskundigen van het Expertise Netwerk Waterveiligheid (ENW) is gewaarschuwd. Daarom hebben wij keer op keer om een risico-analyse gevraagd van deze aanpak, zelfs in een WOB-procedure. De risico-analyse is echter niet verstrekt.

Het aanbrengen van zandpakketten is ons inziens niet toegestaan, omdat daarmee de dijk niet ongemoeid wordt gelaten. In de uitspraak van de voorzieningenrechter is op pagina 5 te lezen dat “Vanaf 1 juli 2019 uitvoerende werkzaamheden starten. Er wordt gestart met ophoogslagen op de locaties waar de ondergrond volgens verweerders het slapst is, namelijk in Module 6 bij de overgang naar Module 7, in Module 7 en in Module 15. Vanaf 1 september 2019 zal ook zand worden opgespoten in het Markermeer ten behoeve van de oeverdijk en zullen de aanleg van een werkvloer in de berm van de bestaande rijweg in Module 15 [….] plaatsvinden“. Bij module 15 gaat het dus ook om werkzaamheden aan het binnentalud van de dijk.

Tijdens de zitting werden wij overvallen met de uitvoeringsplannen voor na 1 juli 2019, die verweerder tegen het einde van de zitting inbracht en op schrift aan de rechter overhandigde. Zelf mochten wij het stuk met onze argumenten tegen de passende beoordeling tijdens de zitting niet meer inbrengen, omdat de tegenpartij dan niet goed geïnformeerd kan reageren. Met de uitvoeringswerkzaamheden zal HHNK nog vóór de uitspraak in de bodemprocedure beginnen. Een uitspraak in de bodemprocedure is volgens de voorzieningenrechter echter niet voor 2020 te verwachten. Het opspuiten van de oeverdijk heeft volgens ons onomkeerbare gevolgen. Dit is niet te begrijpen in het licht van de uitspraak dat tot de bodemprocedure alleen omkeerbare werkzaamheden mogen plaatsvinden.

Ondanks alle toezeggingen van omkeerbaarheid zijn we niet gelukkig met de uitspraak van de voorzieningenrechter. Wij vrezen dat de voorbereidende, en de tijdens de zitting aangekondigde uitvoerende werkzaamheden tot de uitspraak in de bodemprocedure onomkeerbaar zullen zijn en dat deze nadelige gevolgen zullen hebben voor de natuur- en cultuurhistorische waarden. HHNK heeft meer dan tien jaar over de planvorming gedaan. Dat heeft niet aan ons gelegen. Een professionele organisatie zou de benodigde tijd voor een rechtsgang naar de Raad van State ingepland hebben gezien de majeure ingrepen die zij gepland hebben aan deze eeuwenoude dijk. Waarom dan nu niet de uitspraak in de bodemprocedure afgewacht over de rechtmatigheid van het project? Gezien de aard en de complexiteit van het project heeft de voorzieningenrechter zich hier geen oordeel over kunnen vormen.

Voor de volledige uitspraak van de Raad van State
https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@114200/201810151-2-r1/